BELEIDSPLAN BASISEXAMEN NEDERLANDS
Eötvös Loránd Tudományegyetem
Opleiding Nederlandse taal en cultuur
INLEIDING
Aan het einde van het eerste bachelorjaar moeten hoofdvak- en minorstudenten van de opleiding Neerlandistiek een zogenaamd Alapvizsga afleggen. Het alapvizsga is een omvangrijk staatsexamen dat uit verschillende onderdelen bestaat. De onderdelen komen overeen met de meest belangrijke vaardigheden die studenten van een talenstudie moeten beheersen: spreekvaardigheid, leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, luistervaardigheid en grammatica. Deelname aan het basisexamen geschiedt onder bepaalde voorwaarden en het examen kan succesvol worden afgesloten als in principe voor alle onderdelen minimaal een 2 is gescoord.
Het basisexamen wordt niet alleen afgenomen in het eerste jaar. In het tweede jaar moeten studenten die Neerlandistiek als minor hebben gekozen ook een staatsexamen (minorexamen) afleggen. Daarnaast moeten studenten met Nederlands als hoofdvak in het derde bachelorjaar een afsluitend examen afleggen. Hoewel de opzet van de examens per jaar enigszins kan afwijken, worden de vaardigheden lezen, schrijven en spreken altijd afgetoetst.
Dit document heeft als doel om duidelijkheid te verschaffen over alle zaken die met de examens gepaard gaan. Er wordt een beschrijving gegeven van de examens en vaardigheden per jaar. Tegelijkertijd wordt beschreven op welk niveau de studenten per leerjaar worden afgetoetst. Tevens is er een aantal oefenexamens in het document opgenomen om de studenten een beeld te geven van de inhoud van de examens.
I. NEERLANDISTIEK BACHELOR 1
Een taal leren is niet altijd eenvoudig. Er gaat een lange tijd overheen voordat een taal goed beheerst wordt. Het proces van de taalverwerving verloopt in stappen en via verschillende niveaus. Om die niveaus te kunnen meten wordt binnen het moderne vreemdetalenonderwijs gebruikgemaakt van het model van het Europees Referentiekader (zie bijlage). Binnen dit raamwerk wordt een onderverdeling gemaakt al naar gelang de niveaus van de taalgebruiker. Volgens het ERK is er een beginnend taalgebruiker (A-niveau), een gevorderd taalgebruiker (B-niveau) en vergevorderd taalgebruiker (C-niveau). In het eerste jaar van de opleiding Nederlandse taal en cultuur worden de studenten vanzelfsprekend opgeleid tot het hoge niveau van de beginnende taalgebruiker (A2-niveau / B1-niveau van het ERK). Tijdens het basisexamen krijgen de studenten per vaardigheid examens voorgeschoteld die ongeveer rond het A2-niveau / B1-niveau van het ERK zitten. Het hele jaar door wordt er bij de verschillende vaardigheden geoefend om studenten op het beoogde niveau te krijgen. Zo wordt in het tweede semester van het jaar stilgestaan bij de opzet van een eenvoudige zakelijke brief, korte leesteksten en hebben de studenten elke week een les die volledig is gewijd aan spreekvaardigheid. Ook hebben de studenten het hele jaar door lessen grammatica. In alle (vaardigheids)lessen wordt gestreefd naar het beoogde eindniveau van de eerstejaarsstudenten Neerlandistiek: A2+ / B1. Dit met het oog op het niveau van de staatsexamens. De lectoren gaan ervan uit dat studenten die adequaat participeren in de lessen zeker in staat moeten zijn om het staatsexamen succesvol af te leggen en naast de contacturen voldoende tijd aan zelfstudie besteden.
I.I: Toelating tot het basisexamen
Deelname aan het basisexamen was tot het collegejaar 2014 – 2015 aan voorwaarden verbonden. Studenten konden slechts deelnemen aan het basisexamen als de vakken Grammatica I en II succesvol waren afgesloten. Met ingang van het collegejaar 2015 – 2016 is deze eis komen te vervallen. Hiertoe werd besloten nadat uit praktijkgevallen bleek dat sommige studenten voor Grammatica zakten, maar niet voor Taalverwerving. De docenten Taalverwerving meenden dat de eis van Grammatica misschien te zwaar zou zijn en dat studenten misschien in jaar twee zich nog verder zouden kunnen ontwikkelen in grammatica. Daarnaast gingen de docenten Taalverwerving ervan uit dat studenten die Grammatica I en II niet gehaald hebben, waarschijnlijk ook niet zouden slagen voor het basisexamen grammatica en hierdoor ook geen toegang zouden hebben tot het tweede bachelorjaar.
Voor het vervallen van de eis van grammatica is een andere voorwaarde in de plaats gekomen. Om aan het basisexamen te mogen deelnemen, moeten de studenten zowel Taalverwerving 1 als Taalverwerving 2 in BA1 met een voldoende hebben afgesloten. Studenten die voor Taalverwerving 1 of 2 een onvoldoende hebben gehaald (1), mogen niet aan het basisexamen deelnemen.
I.II: Inhoud van het basisexamen
Het basisexamen van het eerste jaar bestaat uit 4 onderdelen / vaardigheden. Het basisexamen betreft de volgende vaardigheden: spreekvaardigheid, leesvaardigheid, schrijfvaardigheid en grammatica. Luistervaardigheid wordt in het basisexamen niet afgetoetst. Zowel in de lessen als thuis (via luisteropdrachten) oefenen de studenten met het ontwikkelen van hun luistervaardigheid.
a) Spreekvaardigheid
Tijdens het spreekexamen moeten studenten middels beschrijvingen en rollenspellen laten zien dat ze op het A2/B1-niveau zitten. De studenten zijn voorzien van een aantal stencils waarop allerlei situaties zijn afgebeeld. Tijdens het spreekexamen moeten de studenten een aantal van deze situaties aan de examinator uitleggen / verklaren of naspelen. De assessor kan vervolgens over de situaties vragen stellen. Meestal begint de mondelinge toets met een opwarmertje in de zin van het beschrijven van een foto of het spreken over een krantenartikeltjes. Ook moet een student over een onbekende foto kunnen spreken. De docenten kunnen bij deze taaltaak erop letten dat de student in staat is om een spontane beschrijving te maken. Het mondelinge examen duurt 15 minuten per student. Er zijn per mondeling 2 assessoren: bij voorkeur een moedertaalspreker en een Hongaarse lector als ondersteuner.
b) Leesvaardigheid
De leesvaardigheid wordt getoetst aan de hand van een examen met een lange tekst en een paar kleine korte tekstjes. De studenten lezen de teksten en vullen de antwoorden in. Het merendeel van de vragen bestaat uit meerkeuzevragen. Soms zijn er ook een paar open vragen. Het examen duurt 60 minuten. De studenten mogen tijdens het examen leesvaardigheid gebruikmaken van een woordenboek. Een oefenexamen leesvaardigheid is te vinden in de bijlage van dit document.
c) Schrijfvaardigheid
De competentie schrijfvaardigheid wordt getoetst middels het schrijven van verschillende eenvoudige brieven. In de les is aandacht besteed aan de verschillen tussen het schrijven van formele en informele brieven. De kennis hieromtrent wordt afgetoetst in het basisexamen. Bij de informele brief schrijven de studenten bijvoorbeeld een brief aan een vriend of vriendin of een familielid. Meestal gaat het schrijven over een vakantie of een weekendje weg. De formele brief betreft meestal het vragen om inlichtingen of het klagen over bepaalde faciliteiten. Tijdens de lessen hebben de studenten met de structuur van beide brieven geoefend. Het schrijfexamen duurt 60 minuten en de studenten mogen een woordenboek gebruiken. Studenten kunnen punten scoren voor taal en inhoud. Dit wordt gedaan aan de hand van een beoordelingsformulier. Dit beoordelingsformulier is te vinden in de bijlage. Een oefenexamen schrijfvaardigheid is eveneens te vinden in de bijlage van dit document.
d) Grammatica
De kennis van de grammatica van het Nederlands wordt afgetoetst door middel van een grammaticatoets waarin de belangrijkste elementen van de Nederlandse grammatica gevraagd worden. Zowel in de lessen Grammatica als Taalverwerving wordt uitgebreid aandacht besteed aan de Nederlandse grammatica. De grammaticatoets bestaat uit verschillende items die verschillende grammaticale onderwerpen betreffen. De toets grammatica duurt 60 minuten. Een oefenexamen grammatica is eveneens te vinden in de bijlage van dit document. Studenten mogen bij dit examen geen woordenboek gebruiken.
e) Overzicht in schema
Vaardigheid: |
Duur: |
Toetsing: |
Vragen: |
Beoordeling: |
Spreekvaardigheid |
15 minuten |
Beschrijving situaties, foto en artikel |
Open vragen, discussie |
Beoordelings-formulier |
Leesvaardigheid |
60 minuten |
Diverse teksten |
Vooral MC |
- |
Schrijfvaardigheid |
60 minuten |
Informele en formele brief |
- |
Beoordelings-formulier |
Grammatica |
60 minuten |
Grammatica Nederlands * Taal Vitaal 1 – 20, Klare Taal + extra materiaal van de lessen Grammatica |
Open vragen |
- |
I.III: Overige bepalingen
De schriftelijke examens (grammatica, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid) worden altijd afgenomen voordat het spreekexamen wordt afgenomen. Studenten die voor twee van de schriftelijke examens een 1 gescoord hebben, mogen niet deelnemen aan het spreekexamen. Studenten die voor een van de schriftelijke examens een 1 hebben gescoord en afgerond gemiddeld niet hoger dan 3 halen, mogen ook niet deelnemen aan het mondelinge examen.
Voorbeeld student: |
Cijfer lezen: |
Cijfer schrijven: |
Cijfer grammatica: |
Gemiddeld: |
Deelname spreekexamen: |
Voorbeeld A |
>1 |
>1 |
>1 |
>1 |
Ja |
Voorbeeld B |
1 |
5 |
5 |
3,67 |
Ja |
Voorbeeld C |
1 |
5 |
4 |
3,33 |
Ja |
Voorbeeld D |
1 |
5 |
3 |
3 |
Nee |
Voorbeeld E |
1 |
4 |
4 |
3 |
Nee |
Voorbeeld F |
1 |
4 |
3 |
2,67 |
Nee |
Voorbeeld G |
1 |
5 |
2 |
2,67 |
Nee |
I.V: Slagingsregeling
De student moet voor alle afzonderlijke competenties slagen. Voor ieder examen moet minimaal een 2 behaald zijn (= >1). Als een student voor een examen een 1 haalt, is de student in principe gezakt voor het basisexamen als geheel. Wel kunnen er soms bespreekgevallen zijn. Een student die voor één examen een 1 haalt, maar met de andere examens gemiddeld hoger dan 3 scoort, is bijvoorbeeld toch voor het basisexamen geslaagd. Een student met tweemaal of driemaal een 1, is per definitie gezakt. Een student met eenmaal een 1 en een gemiddelde van 3 of minder dan 3, is ook gezakt. Het schema hieronder geeft meer duidelijkheid.
Voorbeeld student: |
Cijfer VH1 |
Cijfer VH2: |
Cijfer VH3: |
Cijfer VH4: |
Gemiddeld: |
Geslaagd: |
Voorbeeld A |
>1 |
>1 |
>1 |
>1 |
>1 |
Ja |
Voorbeeld B |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
Nee |
Voorbeeld C |
1 |
1 |
1 |
>1 |
1, … |
Nee |
Voorbeeld D |
1 |
1 |
>1 |
>1 |
… |
Nee |
Voorbeeld E |
1 |
5 |
5 |
5 |
4 |
Ja |
Voorbeeld F |
1 |
5 |
5 |
4 |
3,75 |
Ja |
Voorbeeld G |
1 |
5 |
5 |
3 |
3,5 |
Ja |
Voorbeeld H |
1 |
5 |
4 |
4 |
3,5 |
Ja |
Voorbeeld I |
1 |
4 |
4 |
4 |
3,25 |
Ja |
Voorbeeld J |
1 |
5 |
5 |
2 |
3,25 |
Ja |
Voorbeeld K |
1 |
5 |
4 |
3 |
3,25 |
Ja |
Voorbeeld L |
1 |
4 |
4 |
3 |
3 |
Nee |
Voorbeeld M |
1 |
4 |
4 |
2 |
2,75 |
Nee |
Voorbeeld N |
1 |
5 |
3 |
2 |
2,75 |
Nee |
Voorbeeld O |
1 |
3 |
3 |
3 |
2,5 |
Nee |
VH = vaardigheid
I.V: Voortgang
Studenten die voor het basisexamen geslaagd zijn, mogen door naar BA2.
II. NEERLANDISTIEK BACHELOR 2 (MINOR)
Na twee jaar Nederlands gestudeerd te hebben, moeten minorstudenten ook een examen afleggen (minorexamen). In het tweede jaar van de opleiding Nederlandse taal en cultuur worden de studenten vanzelfsprekend opgeleid tot het hoge niveau van de gevorderde taalgebruiker (B2-niveau van het ERK). Tijdens het staatsexamens krijgen de studenten per vaardigheid examens voorgeschoteld die ongeveer rond het B2-niveau van het ERK zitten. Het verschil met BA1 is dat slechts minorstudenten het basisexamen in jaar 2 moeten afleggen. De hoofdvakstudenten doen dit aan het einde van BA3.
Het hele jaar door wordt er bij de verschillende vaardigheden geoefend om studenten op het beoogde niveau te krijgen. Om de studenten voor te bereiden op het leesexamen moeten de studenten het hele jaar door teksten lezen en daar samenvattingen van maken. In het tweede semester lezen de studenten teksten die steeds langer zijn en van een hoger taalniveau. Dit om ze voor te bereiden op het niveau van het basisexamen. Tijdens het schrijfexamen moeten de studenten een lopende tekst schrijven over een actueel onderwerp. Middels de opdrachten van het vaardigheidsdossier (hele jaar door) worden de studenten hierop voorbereid. Om de studenten voor te bereiden op de spreektoets wordt elke week minimaal een les besteed aan spreekopdrachten die tijdens het eindexamen terug kunnen komen. Dit alles geschiedt met het oog op het niveau van de staatsexamens. De lectoren gaan ervan uit dat studenten die adequaat participeren in de lessen zeker in staat moeten zijn om het staatsexamen succesvol af te leggen en naast de contacturen voldoende tijd aan zelfstudie besteden.
Het minorexamen bestaat uit een spreektoets, een leestoets en een schrijftoets. De lees- en schrijftoets duren beide 90 minuten. Het spreekexamen duurt 15 minuten.
II.I: Toelating tot het minorexamen
Alle minorstudenten zijn toegelaten tot het deelnemen aan het basisexamen.
II.II: Inhoud van het minorexamen
Het examen voor de minorstudenten van jaar 2 bestaat uit 3 onderdelen / vaardigheden. Het basisexamen betreft de volgende vaardigheden: spreekvaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Luistervaardigheid wordt in het basisexamen niet afgetoetst. Zowel in de lessen als thuis (via luisteropdrachten) oefenen de studenten met het ontwikkelen van hun luistervaardigheid.
a) Spreekvaardigheid
Tijdens het spreekexamen moeten studenten spreken over verschillende thema’s die afkomstig zijn uit het taalboek Nederlands op Niveau en de reader. De studenten werken hier voornamelijk in het tweede semester aan. Tijdens de lessen spreekvaardigheid wordt al uitgebreid over de thema’s gesproken. Het mondelinge examen duurt 15 minuten per student. Er zijn per mondeling 2 assessoren: bij voorkeur een moedertaalspreker en een Hongaarse lector als ondersteuner. De onderwerpen van het spreekexamen zijn te zien in de bijlage.
b) Leesvaardigheid
De leesvaardigheid wordt getoetst aan de hand van een examen met een lange tekst De studenten lezen de tekst en vullen de antwoorden in. Het merendeel van de vragen bestaat uit meerkeuzevragen. Soms zijn er ook een paar open vragen. Het examen duurt 90 minuten. Een oefenexamen leesvaardigheid is te vinden in de bijlage van dit document.
c) Schrijfvaardigheid
De competentie schrijfvaardigheid wordt getoetst middels het schrijven van een betoog. De studenten kunnen kiezen uit verschillende onderwerpen.
Het schrijfexamen duurt 90 minuten. Studenten kunnen punten scoren voor taal en inhoud. Dit wordt gedaan aan de hand van een beoordelingsformulier. Dit beoordelingsformulier is te vinden in de bijlage. Een oefenexamen schrijfvaardigheid is eveneens te vinden in de bijlage van dit document.
d) Overzicht in schema
II.III: Slagingsregeling
De student moet voor elk afzonderlijk vaardigheidsexamen slagen. Voor elk examen moet minimaal een 2 behaald zijn. Als een student voor een vaardigheid gezakt is, heeft de student recht op een herkansingsexamen. De student die voor deze herkansingstoets slaagt, is alsnog geslaagd voor het minorexamen. Studenten die voor twee vaardigheden een onvoldoende hebben gescoord, zijn gezakt.
I.IV: Voortgang
Studenten die voor het minorexamen geslaagd zijn, krijgen geen certificaat, maar i veel gevallen zal op hun diploma staan dat hun taalniveau van het Nederlands zich rond de B2 situeert.
III. NEERLANDISTIEK BACHELOR 3
De studenten met Nederlands als hoofdvak moeten aan het einde van het derde bachelorjaar ook een afsluitingsexamen afleggen. In het derde jaar van de opleiding Nederlandse taal en cultuur worden de studenten opgeleid tot het niveau van de vergevorderde taalgebruiker (C1-niveau van het ERK). Tijdens het staatsexamens krijgen de studenten per vaardigheid examens voorgeschoteld die ongeveer rond het C1-niveau van het ERK zitten. Alle studenten van BA3 moeten dit examen afleggen. Het examen moet met succes worden afgesloten om het bachelordiploma Nederlandse taal en cultuur te krijgen.
Het hele jaar door wordt er bij de verschillende vaardigheden geoefend om studenten op het beoogde niveau te krijgen. Om de studenten voor te bereiden op het leesexamen moeten de studenten het hele jaar door teksten lezen en daar samenvattingen van maken. In het tweede semester lezen de studenten teksten die steeds langer zijn en van een hoog of wetenschappelijk taalniveau. Dit om ze voor te bereiden op het niveau van het afsluitingsexamen. Tijdens het schrijfexamen moeten de studenten een lopende tekst schrijven over een actueel onderwerp. Dit kan in de vorm van een betoog, een beschouwing of een uiteenzetting.
Om de studenten voor te bereiden op de spreektoets (in de vorm van een scriptieverdediging) worden tijdens de meeste lessen spreekopdrachten of presentaties uitgevoerd. Dit alles geschiedt met het oog op het niveau van de staatsexamens. De lectoren gaan ervan uit dat studenten die adequaat participeren in de lessen zeker in staat moeten zijn om het staatsexamen succesvol af te leggen en naast de contacturen voldoende tijd aan zelfstudie besteden.
Het examen bestaat uit een spreektoets, een leestoets en een schrijftoets. De lees- en schrijftoets duren beide 90 minuten. Het spreekexamen duurt 15 minuten (presentatie) en 5 – 10 minuten over verschillende onderwerpen die zijn aangegeven op CNS, de website van de opleiding.
II.I: Toelating tot het afsluitingsexamen
Aan deelname tot het afsluitingsexamen zitten strenge eisen verbonden. Studenten mogen pas deelnemen aan het examen als:
- Alle cursussen van de bachelor succesvol zijn afgerond;
- Als de scriptie ingeleverd en beoordeeld is;
- Als de beoordeling van de scriptie hoger is dan een 1.
II.II: Inhoud van het afsluitingsexamen
Het afsluitingsexamen bestaat uit 3 onderdelen / vaardigheden. Het examen betreft de volgende vaardigheden: spreekvaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Luistervaardigheid wordt in het basisexamen niet afgetoetst. Zowel in de lessen als thuis (via luisteropdrachten) oefenen de studenten met het ontwikkelen van hun luistervaardigheid
a) Spreekvaardigheid
Tijdens het spreekexamen moeten studenten hun scriptie presenteren en verdedigen. De presentatie neemt ongeveer 15 minuten in beslag. De overige tijd zal gesproken worden over onderwerpen die zijn medegedeeld via de website.
Er zijn per mondeling 2 assessoren: bij voorkeur een moedertaalspreker en een Hongaarse lector als ondersteuner.
b) Leesvaardigheid
De leesvaardigheid wordt getoetst aan de hand van een examen met een lange wetenschappelijke tekst De studenten lezen de tekst en vullen de antwoorden in. Het merendeel van de vragen bestaat uit meerkeuzevragen. Soms zijn er ook een paar open vragen. Het examen duurt 90 minuten. Een oefenexamen leesvaardigheid is te vinden in de bijlage van dit document.
c) Schrijfvaardigheid
De competentie schrijfvaardigheid wordt getoetst middels het schrijven van een betoog, beschouwing of uiteenzetting. De studenten kunnen kiezen uit verschillende onderwerpen. Het schrijfexamen duurt 90 minuten. Studenten kunnen punten scoren voor taal en inhoud. Dit wordt gedaan aan de hand van een beoordelingsformulier. Dit beoordelingsformulier is te vinden in de bijlage. Een oefenexamen schrijfvaardigheid is eveneens te vinden in de bijlage van dit document.
d) Overzicht in schema
Vaardigheid: Duur: Toetsing: Vragen: Beoordeling:
Spreekvaardigheid 15 – 25 minuten Presentatie scriptie en bespreking voorbereide thema’s Open vragen, discussie Middels verdediging
Leesvaardigheid 90 minuten Wetenschappelijke tekst (C1) MC en open vragen -
Schrijfvaardigheid 90 minuten Betoog, beschouwing of uiteenzetting of thema naar verplichte keuze - Beoordelings-formulier
II.III: Slagingsregeling
De student moet voor elk afzonderlijk vaardigheidsexamen slagen. Voor elk examen moet minimaal een 2 behaald zijn. Als een student voor een vaardigheid gezakt is, heeft de student recht op een herkansingsexamen. De student die voor deze herkansingstoets slaagt, is alsnog geslaagd voor het minorexamen. Studenten die voor twee vaardigheden een onvoldoende hebben gescoord, zijn gezakt.
I.IV: Voortgang
Studenten die voor het basisexamen geslaagd zijn, krijgen hun bachelordiploma Nederlandse taal en cultuur.
Vaardigheid:
Duur:
Toetsing:
Vragen:
Beoordeling:
Spreekvaardigheid
15 minuten
Beschrijving situaties, foto en artikel
Open vragen, discussie
Beoordelings-formulier
Leesvaardigheid
60 minuten
Diverse teksten
Vooral MC
-
Schrijfvaardigheid
60 minuten
Informele en formele brief
-
Beoordelings-formulier
Grammatica
60 minuten
Grammatica Nederlands
* Taal Vitaal 1 – 20, Klare Taal + extra materiaal van de lessen Grammatica
Open vragen
-